top of page

Lhotse

Op naar … nummer vijf !

Toen ik vorig jaar bovenop Manaslu stond, evenaarde ik het Belgisch record van Ingrid Baeyens en had ook ik een vierde 8000-er op mijn palmares staan. Ik was dan ook super gemotiveerd om er nog eentje bij te doen en de nationale grens een goed acht kilometer te verleggen. Mijn keuze viel al snel op Lhotse en daar had ik een aantal goede redenen voor.

Ten eerste omdat ik deze beklimming snel kon organiseren. Het opzetten van zo’n expeditie is een logistieke heksentoer. De afgelopen jaren bouwde ik een heel netwerk uit in het wereldje van de 8000 meter-expedities en dankzij die contacten bleek dat deze beklimming snel op te zetten was. Het feit dat Lhotse naast de Mount Everest ligt en er daar een heleboel voorzieningen standaard aanwezig zijn, is daar natuurlijk niet vreemd aan.

Ten tweede was Lhotse zeer geschikt om eens vooruit te kijken. Ik droom nog altijd stilletjes van een nieuwe poging om K2 op te gaan. Een van de redenen waarom ik daar in 2009 gestrand ben, was het gewicht van mijn zuurstofflessen. Met zijn 8516 meter komt Lhotse aardig in de buurt van K2 (8611 m). En bovendien is er dus de ruime logistieke ondersteuning waarop je kan terugvallen. Dat maakte deze gigant geschikt om op een veilige manier, met sherpa ondersteuning, een strategie zonder zuurstofflessen uit te proberen. De lessen die ik daaruit kon trekken, komen me misschien nog van pas als ik een nieuwe poging op K2 waag.

Er was wel één probleem: toen ik van Manaslu terugkwam had ik niet alleen een record op zak, maar ook een gebroken enkel. Maar mijn herstel verliep voorspoedig en na enkele weken was ik al weer aan het trainen. Einde maart was ik terug voldoende in conditie voor een nieuw avontuur.

Op weg

Zoals steeds begon ook dit avontuur met de trekking naar het basiskamp. Toen ik Everest beklom, had ik al eens de zgn. normaalroute genomen en dus nam ik deze keer een andere weg. Ik koos om via Gokyo Ri en de Cho La te trekken. Gokyo Ri lijkt een “heuvel”, maar dat is zeer relatief. Met zijn 5400m is hij nog steeds 500 meter hoger dan de Mont Blanc. De Cho La is een pas die je van de ene vallei naar de andere brengt en die op dezelfde hoogte ligt. Deze twee hoogtepunten maakten deze route ideaal voor mijn acclimatisatie. Voor ik in het basiskamp kwam, had ik vier keer op een hoogte van 4800 meter geslapen en al twee keer de 5400 meter bereikt. In combinatie met een gemiddelde stijging van ongeveer 300 meter per dag, legde dit een stevig fundament voor mijn klim.

Drie dingen vielen me op in vergelijking met 2007. Ten eerste is alles een pak duurder. Ten tweede zijn er heel wat nieuwe huizen en lodges gebouwd. En ten derde is het ecologisch bewustzijn ook hier duidelijk in opmars. Ontbossing is een ernstig probleem in Nelpal, maar het tij lijkt te keren. Tijdens mijn voordrachten gebruik ik nog altijd een foto van 2007, genomen van op het uitzichtpunt waar je voor de eerste keer Everest en Lhotse ziet. Dit keer moest ik tussen de bomen zoeken om deze toppen te kunnen spotten. Voor de vergezichten is dit spijtig, maar verder is de herbebossing natuurlijk een goede zaak. Een andere nieuwigheid zijn de afvalcontainers die je her en der vindt. Zelfs het sorteren van afval heeft zijn weg naar Nepal gevonden.

Midden april kwam ik, samen met enkele andere expeditieleden, na 11 dagen stappen, ter plaatse. In het Everest/Lhotse basiskamp had ik een driepersoonstent voor mij alleen, had ik ruimte om al mijn materiaal te installeren en rust om enkele dagen te bekomen van de tocht.

Aanpassen aan de ijle lucht

Al snel trok ik er met Mel en Jan, twee teamleden, een aantal keer op uit. Omdat het weer niet meewerkte moesten, beperkten we ons de eerste dagen tot uitstapjes die niet hoger gingen dan 5700 meter. Zo’n korte beklimmingen stimuleren je lichaam om rode bloedcellen aan te maken. Zo kon ik ondanks het mindere weer toch nog vooruitgang boeken.

Je lichaam heeft voldoende tijd nodig om te recupereren van de inspanningen en te acclimatiseren. Rustdagen zijn daarom essentieel voor het welslagen van de expeditie. Vaak hebben klimmers het daar moeilijk mee en willen ze zo snel mogelijk omhoog. Maar dat wreekt zich: klimmen op extreme hoogte is een sport voor geduldige mensen.

Eén van die rustdagen behouden we ook voor een heel bijzondere plechtigheid: de puja. Dat is een boedhistische eredienst om de berg gunstig te stemmen. Er worden gebeden gepreveld, rijst gestrooid, een vuurtje aangestoken en eten en drank uitgedeeld. Boven het basiskamp hijst men de gebedsvlaggetjes en de Lama zegent het klimmateriaal. Omdat Lhotse niet de plaats is waar je risisco’s neem met je karma, deed ik dapper mee aan die puja.

Na een dikke week konden we echt op acclimatisatietocht. Het eerste obstakel dat je tegenkomt is de Khumbu Icefall. Een icefall is een stuk gletsjer dat een steilere helling afglijdt, een beetje zoals een waterval, maar dan met ijs. Dat gaat zeer langzaam, maar toch snel genoeg om af en toe ijsblokken zo groot als een appartementsgebouw te doen instorten. Het is dus belangrijk om je oren en ogen goed open te houden en in geval van nood pijlsnel veiliger oorden op te zoeken.

Al snel bleek we niet alleen waren. Overal in de icefall dansten de helmlichtjes van andere teams en hun sherpa’s op en neer. De eerste groep was blijkbaar al sinds 2 uur ’s nachts op pad, kwestie van de ‘files’ voor te zijn. Nu het de eerste keer sinds dagen goed weer was, wilden veel klimmers hun achterstand inhalen. Het resultaat was een zeer drukke morgen in de icefall.

Op 5700 meter hoogte stropte het verkeer aan enkele steile ijsblokken waar je enkel met ladders op kon. Er stond een ‘monsterfile’ van wel 70 klimmers. Tot overmaat van ramp is de icefall op dat stuk nogal onstabiel. Geen goede plek om lang stil te staan. Mocht één van die ijsblokken instorten, was er voor de meeste klimmers geen ontsnappingsroute. Maar gelukkig kwam iedereen er zonder kleerscheuren door.

De rest van de klim verliep voorspoedig en na 4,5 uur, kwam ik in kamp 1 aan. Daar vulde ik mijn dag verder met rusten, eten en drinken. Ik voelde me top en had geen last van de hoogte. De volgende morgen trokken we nog hoger op tot in kamp 2 op 6400 meter vooraleer de terugtocht naar basiskamp aan te vatten.

De tweede trip verliep ook vlot. Dit keer liet ik kamp 1 links liggen en trok in één ruk naar kamp 2. Het durft al eens broeierig heet te zijn tussen kamp 1 en kamp 2 door de reflectie van de zon op de sneeuw, maar dit keer stond er een koude wind zodat ik opnieuw een jas moest aantrekken. Verder liep alles gesmeerd en kwam ik ruim op tijd voor de lunch aan in kamp 2. De rest van de dag rustte ik uit. Na een lekker avondmaal kropen we vroeg onder de dons.

Toen ik wakker werd, bleek dat ik bijna de klok rond geslapen had. Dat was goed nieuws want een goede nachtrust is essentieel voor de acclimatisatie. Het doel van de nieuwe dag was bescheiden, maar belangrijk. Ik wilde 300 meter hoger klimmen tot aan de onderkant van de Lhotse Face op 6700 meter en dan opnieuw terugkeren naar kamp 2. De Lhotse Face is een ijswand van ongeveer 1800 meter hoog die overwonnen moet worden zowel om Lhotse als Everest te beklimmen.

Bij die Lhotse Face aangekomen, genoot ik van de omgeving. Ik had een prachtig zicht op de rest van de route tot helemaal aan de top van Lhotse die 1800 meter boven me uit rees. Een klein uurtje later was ik opnieuw in kamp 2 waar ik de rest van de dag rustte en wat las. s ‘Avonds schafte de pot een verrassing: een heerlijke pizza en aardappelpuree. Onze expeditie had zijn kamp 2 behoorlijk uitgebouwd. Er waren een keuken, koks en een volwaardige eettent: gastronomie op hoog niveau noemen ze zoiets. Zo voorzien we ons lichaam heel efficiënt van de levensnoodzakelijke energie.

Mijn tweede nacht in kamp 2 sliep ik een pak minder goed en de volgende morgen begon ik alles behalve fris aan de afdaling. Maar met het instortingsgevaar werkte ik het stuk door de icefall toch zo snel mogelijk af. Eenmaal in het basiskamp probeerde ik mijn lichaam maximaal rust te gunnen. Ik kreeg het voorstel om al na één dag rust opnieuw naar boven te gaan voor het derde en laatste deel van de acclimatisatie. Maar dat plan wees ik van de hand. Ik wou mijn lichaam minstens twee dagen recuperatietijd gunnen. Om zonder zuurstofflessen te klimmen, moet je nu eenmaal voldoende rust nemen. Mocht ik dat toch forceren, zou dat nefaste gevolgen kunnen hebben. Vergeleken met mijn Everest-beklimming in 2007, zat ik enkele dagen achter op schema, maar er was nog ruim voldoende tijd.

De volgende stap in het acclimatisatieproces was overnachten in kamp 3 op 7200 meter en dan nog even doorklimmen tot 7500 meter. Ik wou dit in vijf dagen af te werken. Zoals altijd vertrokken we om 4u30 met een tiental teamleden richting kamp 2 (6400 meter) naar de Khumbu Icefall. Hier en daar was het terrein verzakt of lagen er nieuwe blokken ijs op de route: een waarschuwing om ten allen tijde alert te blijven. Wat later was het zover. Rond acht uur denderde er plots een lawine links van ons naar beneden. Enkele klimmers doken weg achter wat ijsblokken, maar gelukkig miste de lawine volledig onze route. Enkele uren later konden we in kamp 2 bekomen.

Tijdens de rustdag daags nadien had de weerman slechts nieuws. Mogelijk zou er een sterke wind met stormkracht opkomen. Omdat kamp 3 geen veilige plaats is om een storm uit te zitten, nam ik om het zekere voor het onzekere. Ik besloot de volgende dag wel naar kamp 3 te klimmen, maar er niet te overnachten en dezelfde dag naar kamp 2 af te dalen.

Zo gezegd, zo gedaan. Ik vertrok al om 6u30 om de hitte voor te zijn en rond 11 uur stond ik in kamp 3. Daar genoot ik een uurtje van het uitzicht voordat ik op mijn stappen terugkeerde. Later die dag kreeg ik een nieuwe weersvoorspelling die de slechte tijdingen van daags voordien bevestigde. Ik besloot de storm niet in kamp 2 uit te zitten en de volgende morgen ging ik weer naar het basiskamp voor enkele dagen rust.

Voor enkele teamgenoten zat de finale fase van hun Everest-expeditie er aan te komen. Zij zouden opnieuw naar boven trekken om een toppoging op Everest te wagen. Ik zou een deel van de weg met hen mee gaan. De routes naar Everest en Lhotse klimmers gaan pas tussen kamp 3 en kamp 4 uiteen. Zo kon ik niet alleen mijn acclimatisatie afwerken, maar ook de rest van mijn materiaal naar kamp 2 brengen. Ik wist immers niet of ik na deze laatste acclimatisatietrip nog helemaal naar het basiskamp zou afdalen.

Om 4u30 vertrokken we voor de traditionele klim door de Khumbu Icefall. Ondanks mijn zware rugzak, stond ik na vier uur in kamp 1. Na een korte pauze klom ik verder naar kamp 2 waar ik ruim op tijd voor het middageten aankwam. De rest van die dag en ook de volgende dag hield ik platte rust want de daarop volgende twee dagen zou ik al mijn krachten nodig hebben.

Vrijdag 10 mei vertrokken we om 6u30 naar het volgende doel: kamp 3 op 7200 meter. Het eerste stuk van die klim is een zacht glooiende sneeuwhelling van meer dan 3 km door de Western Cwm. Vanaf de Lhotse Face verandert de ondergrond in ijs en wordt de helling aanzienlijk steiler. Toch bleef ik vlot klimmen en ruim voor de lunch stond ik in kamp 3 waar ik zo snel mogelijk sneeuw begon te smelten. Door de droge lucht in combinatie met een grote inspanning, is het gevaar op uitdroging immers reëel. En om dat te vermijden moet een klimmer al snel vijf liter water smelten, koken en drinken.

Rond 19 uur ging ik slapen. Of dat probeerde ik ten minste want na tien uur draaien en keren in mijn slaapzak had ik nog geen oog dichtgedaan. Het feit dat ik mijn tent met twee anderen deelde, was zeker een spelbreker. Maar de belangrijkste slaapbederver was dat ik voor het eerst op 7200 meter sliep. Ik hoopte dat mijn volgende nacht op die hoogte beter zou verlopen.

Het slaapgebrek speelde me de volgende dag parten. Toch stond ik om tien uur 7500 meter boven zeeniveau. Daar rustte ik even en genoot van de prachtige omgeving. Spijtig genoeg was Cho Oyu bedekt met wolken, maar het uitzicht was nog steeds spectaculair.

Met deze trip zat mijn acclimatisatie erop en kon ik mijn klim naar de top plannen. Na de middag contacteerde ik het basiskamp, maar zij hadden minder goed nieuws. De daaropvolgende dagen werd het te koud voor een toppoging zonder zuurstof. Het risico op bevriezing van vingers en tenen is dan aanzienlijk groter omdat je je lichaam moeilijker verwarmt. Daarom wilde ik wachten tot de omstandigheden beter en vooral warmer waren. En omdat je nu eenmaal comfortabeler kan wachten in het basiskamp, daalde ik opnieuw af.

De kroon op mijn werk

De volgende dagen zat ik in het basiskamp regelmatig samen met de expeditieleiding om mijn toppoging te plannen. Er waren immers heel wat zaken om rekening mee te houden:

  • Ten eerste was er het weer. Het mocht niet te hard waaien en niet te koud zijn. De top van Lhotse bereiken was belangrijk voor me, maar ik wilde er geen vinger of teen voor laten afvriezen.

  • Ten tweede mochten er niet te veel andere klimmers zijn wanneer ik zelf naar de top ging omdat zij mijn klim aanzienlijk konden vertragen. Dat kon vooral een probleem zijn als ik snel zou moeten afdalen. Ook konden er stukken ijs op mij vallen als iemand boven me klom. Ik draag wel een helm, maar toch …

  • Ten derde was het handig als de dagen voor mijn poging voldoende andere klimmers naar de top zouden gaan. Platgetreden paden zijn nu eenmaal makkelijker te beklimmen, ook boven de 8000 meter.

Na veel gewik en geweeg, besloot ik alvast om me opnieuw in kamp 2 te vestigen en daar te wachten tot de omstandigheden ideaal zouden zijn. De klim naar daar was ondertussen routine en verliep ook dit keer voorspoedig.

Na twee dagen rusten, plannen, materiaal nakijken en opnieuw plannen, besliste ik om op 21 mei verder te klimmen naar kamp 3. Ook nu verliep alles vlot en dat deed het beste verhopen voor de toppoging. Maar ’s nachts zat het wat minder mee. Ik hoopte deze keer beter te slapen dan de vorige keer in kamp 3, maar toch lag ik uren voor me uit te staren.

Toch vertrok ik de volgende morgen met goede moed. Tot op 7500 meter verliep de klim zeer goed. De “Yellow Rock Band”, een stuk rots op 7600 meter, kon ik nog relatief goed overwinnen en toen zag ik de tenten van kamp 4 al staan. Die leken dichtbij, maar op die hoogte is niets wat het lijkt. Ik klom steeds trager en voor de laatste 75 verticale meters had ik nog bijna een uur nodig.

In kamp 4 controleerde ik de zuurstofsaturatie van mijn bloed. Op zeeniveau ligt die rond de 100 en met minder dan 90 gaat in onze ziekenhuizen het alarm af. Mijn zuurstofsaturatie was slechts 55. Niet echt bemoedigend hoewel ik verder geen last had van de hoogte. Ik hoopte dat mijn waarden in de loop van de dag nog zouden verbeteren. Dat gebeurde wel, maar niet voldoende. Het gevolg was dat ik opnieuw niet sliep. Vlak voor het vertrek naar de top bleek mijn zuurstofsaturatie niet meer dan 60. Dat was duidelijk te weinig om een veilige poging zonder zuurstof te wagen. Ik besloot gelijk om mijn flessen aan te koppelen.

Maar zelfs dan was de finale klim bijzonder zwaar. De eerste 200 meter boven kamp 4 gaan over een sneeuwhelling en zijn relatief eenvoudig. Maar dan volgt een couloir van ongeveer 500 meter hoogte. Een couloir is een soort van gang tussen rotsen. Grote stukken daarvan waren sneeuwvrij en dat betekende rotsklimmen met stijgijzers. Stijgijzers dienen om makkelijke en veilig op sneeuw en ijs te klimmen maar zijn niet echt een voordeel op rotsen. Rotsklimmen met stijgijzers is technisch niet onoverkomelijk en alleszins praktischer dat voor elk stukje rots je stijgijzers uit te doen, maar het is wel heel vermoeiend. Het leek dan ook of er geen einde kwam aan die couloir.

Het zicht was wel fantastisch. Bovendien bevond er zich slechts één andere klimmer op Lhotse wat de ervaring nog unieker maakte. Ook het weer liet me dit keer niet in de steek: een “aangename” temperatuur van ongeveer – 20 graden Celsius en geen zuchtje wind.

Na zes uren kwam de top eindelijk in zicht. Maar het venijn zat zoals de traditie het wil in de staart. De laatste 20 meter naar de top was immers een rotsklim. Als het in de winter hevig sneeuwt, ligt die stuk rots onder een dikke witte laag, maar dat was dit jaar dus niet het geval. Langzaam en geconcentreerd hees ik me met handen en voeten van richel tot richel. Maar voor elke drie stappen die ik steeg, moest ik 30 seconden rusten. Onderweg passeerde ik nog het lichaam van een onfortuinlijke klimmer voor wie deze laatste hindernis vorig jaar fataal was afgelopen.

Pas een half uur later kon ik de top van Lhotse aantikken: niet meer dan een klein stukje ijs met aan de andere kant een gigantische afgrond. Mijn vijfde 8000-er was een feit. Het uitzicht alleen al maakte de inspanningen goed: links van me lag Everest, voor me Makalu, achter me Cho Oyu en in de verte lagen nog meer 8000-ers en de rest van de Himalaya.

Veel tijd om van dit uitzicht te genieten, was er niet. We moesten minstens tot in kamp 4 geraken en liefst zelfs in kamp 2. Na enkele minuten, begonnen we al met dalen. Bijna liep het nog mis toen ik tot tweemaal toe geraakt werd door een vallende rots, gelukkig zonder erg. Na anderhalf uur zat ik in kamp 4 te pauzeren en iets warms te drinken. En in de namiddag stonden we veilig en wel in kamp 2.

‘s Anderendaags stond ik nog voor de middag met al mijn materiaal terug in basiskamp. Daar regelden we met enkele andere klimmers een helikoptervlucht die ons een dag later al naar Kathmandu bracht. Nog eens drie dagen later stond ik terug in Belgie waar me nog een verrassing wachtte: een telegram van koning Albert II en koningin Paola om me te feliciteren met mijn beklimming en algemene palmares. Een mooie kroon op mijn werk.

Gegevens:

  • Naam: Lhotse

  • Hoogte: 8516 meter

  • Ligging: Nepal/Tibet

  • Coordinaten: 27° 57’ 42’’ N, 86° 56’ 00’’ O

  • Top bereikt: 23 mei, 2013

Expeditie gerealiseerd met de steun van:

bottom of page