Manaslu
Na mijn avonturen op Broad Peak in 2011 besloot ik het Pakistaanse Karakoram-gebergte een tijdje links te laten liggen. Voor mijn volgende beklimming wou ik opnieuw naar Nepal, meer bepaald naar de Manaslu, een stevige brok van 8163 meter hoog. Deze berg is steeds populairder als ‘eerste 8000-er’ voor bergbeklimmers nu Cho Oyu om politieke redenen minder toegankelijk is. Ik noemde dit project de Opteon expeditie 2012.
De logistieke en administratieve voorbereiding van mijn expedities vertrouw ik liever toe aan gespecialiseerde organisaties. Zo kan ik me concentreren op mijn sterke punten: de fysieke voorbereiding, de financiering, het klimmen zelf en het inspireren van anderen met van mijn ervaringen. Voor Manaslu ging ik scheep met Himalayan Experience.
Eind augustus nam ik het vliegtuig richting Kathmandu waar ik de staf en de andere cliënten van deze organisatie zou ontmoeten. Met zes Japanners en drie Nieuw-Zeelanders had onze groep een sterk Oosterse inslag. Daarnaast waren er nog één Duitser, één Amerikaan en – uiteraard – één Belg.
Het was van mijn Everest-expeditie in 2007 geleden dat ik nog in de Nepalese hoofdstad verbleef. In tussentijd is er niet veel veranderd: nog altijd dezelfde vriendelijke mensen en dezelfde verkeerschaos. Ik genoot niet lang van die gezellige drukte want na één nacht vertrokken we al met een helikopter naar Samagon, een dorpje aan de voet van Manaslu op 3500 meter hoogte. Ons team bracht daar vier dagen door om acclimatisatietochten in de omgeving te ondernemen en elkaar beter te leren kennen.
De vijfde morgen werden we gewekt door de dragers. Nog voor het ontbijt vertrokken zij met ons materiaal naar het basiskamp. Wij vulden eerst onze maag voor we op stap gingen. Na een fikse tocht kwamen we in het basiskamp aan waar iedereen de klim goed verteerd bleek te hebben.
De volgende dagen was het zaak ons lichaam verder te laten acclimatiseren. Dat gaat best door zo weinig mogelijk te doen. We deden ons te goed aan de lekkere maaltijden en zaten rond het volleybalveld dat Himalayan Experience in het basiskamp opzette. Vol spanning volgden we de volleybal- of badmintonwedstrijden die de Sherpa’s van onze en andere expedities speelden.
Maar het werd al snel tijd om in actie te schieten en hogerop te klimmen. Eerst deden we een korte wandeling naar ‘crampon point’ op ongeveer 5000 meter hoogte. Dat is de plek waar we telkens de gletsjer opstapten en stijgijzers aan- of afbonden. Daags erna klommen we op vier uur naar 5500 meter waar kamp 1 lag. De laatste 100 meter voelde ik het hoogteverschil zeer goed, maar toch ging ik met enkele teamleden een eindje verder. Hoe hoger je klimt, hoe sneller en beter je acclimatiseert. Op 5600 meter hielden we het voor bekeken en keerden terug naar het basiskamp voor een late lunch.
Kamp 2 was het volgende doel. We klommen eerst naar kamp 1 om er te overnachten. Dan zouden we naar kamp 2 op 6300 meter doorstoten en terugkeren naar kamp 1 voor de nacht om daags daarna naar het basiskamp af te dalen. Op papier een strak plan, maar zo verliep het helemaal niet.
Halverwege crampon point en kamp 1 was het uit met de pret. Plots zakte ik door de sneeuw en kwam drie meter lager tot stilstand op een blok ijs. Ik realiseerde me al snel wat er gebeurd was. Ik was op een laag sneeuw gestapt die een scheur in de gletsjer bedekte. Door de zon en mijn gewicht had die het begeven.
Op zich was er geen gevaar. Mijn val in de gletsjer was gestopt door het ijsblok en anders was ik zeker in het touw blijven hangen. Met wat hulp van buitenaf was ik snel uit mijn penibele situatie bevrijd en kon ik verder klimmen naar kamp 1. Wat ik niet wist, was dat de klap tegen het ijs mijn enkel had gebroken. Maar door de beperkte medische faciliteiten in het basiskamp zou ik dat pas achteraf in België vernemen.
De volgende morgen stond ik vol goede moed op om naar kamp 2 klimmen. Maar plots deed mijn linkerenkel erg pijn. Ik stapte toch uit mijn tent, maar voelde al snel dat ik niet normaal en pijnloos kon stappen. Ik kon niet anders dan rusten, maar had ook de acclimatisatie nodig. Ik besliste daarom toch een poging te wagen. De pijn was zo erg dat ik vreesde de situatie aanzienlijk te verergeren. Na 100 meter staakte ik mijn poging en keerde naar kamp 1 terug.
’s Avonds deed mijn voet nog altijd even zeer en ik maakte me zorgen over de afdaling daags erna. Dat zou een pijnlijke ervaring worden, maar ik was vooral ongerust over het herstel van mijn enkel. Maar dat liep beter dan verhoopt. Mijn pijnstillers werkten en ik kon zelfs vlotjes mijn boots aantrekken. Het eerste deel van de afdaling liep door de sneeuw en ging vlot.
Maar dan volgde een rotspartij en bleek het herstel niet permanent. Ik vertraagde en mijn enkel voelde steeds pijnlijker aan. Gelukkig kwam een aantal Sherpa’s me tegemoet om te helpen. Eén voor één namen ze me op hun rug en droegen me tegen hoge snelheid naar beneden. Voor wie er nog aan twijfelde: Sherpa’s zijn buitenaards sterk.
Terug in het basiskamp was ik verplicht om mijn enkel te laten rusten. Ondertussen groeide het basiskamp steeds meer uit tot een soort sportkamp dankzij Darryl, één van onze teamleden die een professionele golfer is. Hij had twee golfclubs en een tiental golfballen meegebracht en gaf gratis golflessen. Helaas kon ik daar met mijn gebroken enkel niet van profiteren.
Omdat mijn enkel na 2 dagen rust nog niet voldoende hersteld was, verliep de volgende acclimatisatietrip zonder mij. Vervelend, omdat ik eigenlijk voorop moest lopen met mijn acclimatisatie. Ik was immers de enige in het team die Manaslu zonder zuurstofflessen wou beklimmen. Maar ik liet het niet aan mijn hart komen. Tijdens al mijn jaren in het hooggebergte leerde ik dat je beter aanvaardt wat is en je energie richt op datgene wat je wel kan beïnvloeden. Zoals het herstel van mijn voet bijvoorbeeld.
Toen het team van die laatste acclimatisatietrip terugkwam, deed mijn voet een pak minder pijn. Ik probeerde mijn achterstand nog in te lopen door zelf een acclimatisatieklim te ondernemen maar alle hoop verdween als sneeuw voor de zon door … sneeuw. Vijf dagen dwarrelde het witte spul omlaag en dan is het niet veilig klimmen. Dus zat er niets anders op dan nog meer te rusten en te wachten. Het was duidelijk dat ik mijn toppoging zonder verdere acclimatisatie moest beginnen. Ik kon niet nog eens zeven dagen wachten tot ook ik volledig geacclimatiseerd was.
Op 22 september was het al twee dagen gestopt met sneeuwen en kon ik van start gaan. De bedoeling was dat ik, samen met Sherpa Rita Dorje, een dag voor de rest van het team zou vertrekken om me toch een beetje extra acclimatisatie te gunnen. In kamp 3 zou ik een extra dag doorbrengen waar de anderen me zouden inhalen.
Maar terwijl ik in de vroege uurtjes vredig in kamp 1 lag te slapen, sloeg boven me het noodlot toe. Harder dan ooit tevoren. Een gigantische lawine vaagde kampen 2 en 3 volledig weg.
De klimmers die in kamp 2 sliepen, kwamen er met de schrik en wat materiële schade vanaf. In kamp 3 had men minder geluk. Ik wachtte af of ik hulp kon bieden, maar dat bleek niet het geval en ik daalde terug af naar het basiskamp.
Ondertussen kwam een uitgebreide reddingsoperatie op gang waarbij wel drie helikopters werden ingeschakeld. Nog voor de middag konden alle gewonden van de berg geëvacueerd worden. Maar voor 12 klimmers kwam alle hulp te laat. Dat maakt 23 september 2012 tot één van de donkerste dagen van de klimgeschiedenis.
De volgende dagen werd er druk overlegd tussen de verschillende expedities. In de andere teams gaf een groot aantal klimmers er de brui aan. Maar onze expeditieleiding was overtuigd dat de situatie na deze lawine net veiliger was dan voordien.
Op 25 september vertrok ik voor een nieuwe toppoging. Op minder dan drie uur werkte ik samen met Rita de 700 hoogtemeters naar kamp 1 af. Ik kroop in mijn tent, dronk zoveel mogelijk en ging na het avondeten onder de dons. De volgende morgen stonden we om 6u30 al vertrekkensklaar om ons een weg te banen naar kamp 2. Die klim naar kamp 2 is een stuk zwaarder dan die naar kamp 1. Niet alleen is er het hoogteverschil van 800 meter, maar er zijn ook enkele steile hellingen en grote gletsjers. Dit meer technische stuk staat bekend als “The hourglass”. Vol goede moed begonnen we aan deze uitdaging. 200 meter hoger kwamen we bij de eerste ‘crevasse’ of scheur in de gletsjer waarvoor we touwen en een ijshouweel nodig hadden.
Na deze kleine, persoonlijke overwinning was de trend gezet. Even later hield ik mijn hart toch even vast toen we over een andere crevasse moesten springen. Met mijn enkel was dit niet zonder risico. Maar dit ging goed en na een tocht van vijf uur kon ik opnieuw van wat rust en ontspanning genieten in mijn tent.
De volgende dag moesten we alweer hogerop naar kamp 3 op 6700 meter. De recente gebeurtenissen maakten deze beklimming een pak moeilijker. De route tussen kampen 2 en 3 was immers weggevaagd door de lawine. Hier en daar zag je nog overblijfselen van de vernietigende kracht die een berg op je kan loslaten: een tent, wat kookpotten, een slaapzak, … stille getuigen van het drama dat zich enkele dagen voordien had afgespeeld. In kamp 3 bracht ik niet één, maar twee nachten door. Zo kon ik beter acclimatiseren. Op de tweede dag voegde de rest van het team zich dan bij ons.
De volgende morgen zetten we koers naar kamp 4. Mijn teamgenoten sloten – zoals zovele klimmers op Manaslu – de zuurstof aan voor dit stuk van de klim. Maar ik volhardde in mijn opzet om zonder zuurstof te klimmen. Ondanks mijn halfslachtige acclimatisatie haalde ik ettelijke klimmers in die wel zuurstof gebruikten. De klim naar kamp 4 verloopt eerst over een helling die steeds steiler wordt. Op 7100 meter volgen er een aantal korte, nijdige hellingen op een ondergrond van ijs. Die hellingen deden pijn, maar na vijf uur stond ik goed en wel in kamp 4. 763 meter scheidden me nog van de top.
De volgende morgen stonden Rita en ikzelf om 6 uur klaar voor het laatste stuk van de beklimming. Ik vertrok zonder zuurstof. Rita klom met zuurstof en had ook voor mij een fles bij, mocht dat toch nodig zijn. Het eerste stuk ging traag maar goed en we overwonnen de ene helling na de andere.
Iets na 9 uur kreeg ik via de radio de eerste succesmeldingen mee: andere leden van mijn team stonden op de top. Bij mij verliep de klim echter steeds moeizamer en langzamer. Het gebrek aan acclimatisatie deed zich gelden. Op 8000 meter kwam ik uiteindelijk op de expeditieleiding tegen. Toen bleek dat kampen 4 en 3 nog diezelfde dag opgebroken zouden worden.
We moesten dus niet alleen nog 200 meter klimmen, maar ook nog helemaal tot in kamp 2 afdalen. Ik moest een beslissing nemen waarvan niet alleen mijn veiligheid maar ook die van Rita afhankelijk was. Daar en dan besloot ik om mijn zuurstoffles aan te sluiten.
Maar zelfs dan bleken die laatste 200 meter nog een hele opgave te zijn. We klauterden langzaam over grote brokken sneeuw naar boven en kwamen uiteindelijk terecht op een kleine richel met aan weerszijden een afgrond van honderden meters diep. De top lag nu 20 meter boven ons. Voorzichtig stapten we over de richel en om 12 uur bereikten we ons doel: de top van Manaslu.
Al mijn inspanningen werden beloond door een weergaloos uitzicht over de Himalaya. De top van Manaslu is amper groot genoeg voor twee personen, dus we bleven er maar eventjes zitten. Iets lager is wat meer plaats en daar kwamen we enkele minuten tot rust voordat we aan de tweede en belangrijkste opgave van de dag begonnen: de afdaling.
Die verliep voorspoedig. Voor 14 uur stonden Rita en ikzelf terug in kamp 4. We pikten de rest van ons materiaal op en daalden we verder af naar kamp 3. Daar kwamen we meer klimmers – zowel stijgers als dalers – tegen wat het gebruik van de touwen wat moeilijker maakte. Maar rond 16 uur konden we ons materiaal in kamp 3 oppikken en onze afdaling naar kamp 2 verderzetten. Rond 17 uur stonden we beiden zeer moe maar zeer voldaan in kamp 2. We kropen in een tent, aten en dronken wat en vielen uitgeput in slaap …
Gegevens:
Naam: Manaslu
Hoogte: 8163 meter
Ligging: Nepal
Coordinaten: 28° 33’ 00’’ N, 84° 33’ 35’’ O
Top bereikt: 1 oktober 2012
Expeditie gerealiseerd met de steun van: